Maandag 9 september 2002
Na een zomer met vele zware buien, maar weinig fraai
nachtelijk onweer, was deze dag een late ‘echte’ zomerdag met een zeer goede
uitgangssituatie voor eventueel zware onweersbuien ergens in Nederland in de
loop van de dag. Al lange tijd was de druksituatie geblokkeerd, met
onvoorstelbaar standvastige Scandinavische hogedruk. Het hoog zorgde vooral in
Scandinavië voor een unieke zomer, maar kon in Nederland de storingen niet
altijd buiten de deur houden. De storingen vielen vaak stil en zorgden voor de
buien en voor weinig wind, daar de gradiënt vaak uiterst gering was. Fraaie
scheringssituaties en situaties waarin juist nachtelijk onweer kon optreden
waren zeldzaam. De grote hoeveelheden neerslag waren veelal het gevolg van het
langzaam verplaatsen van de buien.
Deze dag had wel een veelbelovende uitgangssituatie wat de
schering betreft en ook het tijdstip leek ’s morgens interessant, ook voor
mogelijk nachtelijk onweer naar de 10e september toe. Een reeds
dagenlang golvend en stilliggend front boven de Noordzee, dat de dagen hiervoor
in het westen voor zware buien zorgde, kreeg boven Frankrijk een actieve golf,
die zich doorontwikkelde tot een secundair laag. Hierdoor kromp de stroming in
de heel vroege morgen naar OZO en nam snel toe, daarmee ook snel warmere lucht
aanvoerend. Bovenin stond een iets zuidelijkere stroming, een goede
scheringssituatie dus. Het was echter droge lucht en er was zeker een
‘trigger’ nodig om convectie op gang te kunnen brengen. Gedurende de middag
zou er voor het koufront uit een convergentielijn langzaam van noord naar zuid
het land gaan passeren en de vraag was wat deze lijn zou kunnen gaan losmaken.
Rond 1 uur was het in Wageningen reeds 26 graden en op sommige plekken in de
achterhoek zelfs 28 graden. De 26 graden van Wageningen bleek net niet genoeg om
daar de atmosfeer te laten ontploffen. Om 13.30 namen we namelijk een
winddraaiing van OZO naar Z waar en de temperatuur begon langzaam te dalen. Ook
ontwikkelde zich juist op dat moment duidelijk op een band gerangschikte cumulus
vrijwel boven ons hoofd, die al heel snel behoorlijke verticale proporties
aannam. Deze band zagen we met de windsprong mee langzaam noordwaarts bewegen en
zich van ons verwijderen. Hemelsbreed 20 a 30 km verderop en ook wat oostelijker
op de band, ontwikkelde zich snel een eerste zichtbare bui.
Hierna ontstonden er meer buien op de lijn. Een drietal
afzonderlijke buien is op de foto hieronder goed zichtbaar. Van een echte
squall-line, die we mogelijk verwachtten, is op dat moment geen sprake. Binnen
aderhalf uur na de eerste gevormde bui had zich een langgerekte lijn met
'losstaande' buien ontwikkeld, die ook een eind Duitsland in lag.
|
Fraai is bij vergelijking tussen de foto's
hiernaast, genomen met zes minuten tussenpauze, te zien hoe snel de
verticale ontwikkeling van de diverse buiencellen plaatsvond. De bui op de
bovenste foto links bestaat namelijk uit 2 'kleine' celle. De linker is
echter over zijn ontwikkeling heen en reeds aan het uitsterven, terwijl de
rechtercel zich juist sterk ontwikkelt. Op de bovenste foto lijken de
beide cellen van de linker bui even groot, maar na een verdere verticale
ontwikkeling lijkt even later de rechter cel juist veel groter. De rechter
cel zit dichterbij, maar lijkt op de bovenste foto even groot doordat hij
nog minder hoog zit. |
Verder is op de foto hiernaast een prachtige klassieke cumulonimbus
zichtbaar, met inflow aan vooral de rechteronderzijde en de ijskap die
daaroverheen uitspreidt, resulterend in een schijnbaar gat halverwege de
rechterzijkant van de wolk. |
|
|
Op de foto links is een van de buien zichtbaar kijkend precies door de hoofdstraat van
Wageningen, vlak voor een biertje op het terras. Deze inmiddels volwassen bui
heeft zich ontwikkeld uit de hierboven beschreven zich snel ontwikkelende
rechtercel. |
De buienlijn verplaatste zich
vervolgens slechts uiterst traag verder naar het noordoosten, en zelfs vlak voor
de schemering was hij nog niet uit het zicht verdwenen. Op onderstaande foto is dit mooi te
zien. Opvallend is ook de fraaie langgerekte band met altocumulus
castellanus, met een vrij lage basis, die zich ruim voor de buien bevindt, maar door de dieptewerking
tegen de buien aan geplakt lijkt aan te zitten. Een uur later namen we in de
late schemering nog
weerlicht waar. Al met al was de buienlijn dus aan de verkeerde kant van ons
ontstaan en passeerde de convergentielijn Wageningen ‘droog’. Toch konden we
de gehele ontwikkeling dus prachtig aanschouwen, waarbij de buien zeker zeven uur lang ‘in beeld’zijn
gebleven.
Laatst gewijzigd op 10 september 2002
|